Loonbeslag en vakantiegeld, hoe zit dat?


Rinie Verleun | 25/02/2021

De maand mei geeft ieder jaar weer aanleiding tot een terugkerend probleem: mag een deurwaarder beslag leggen op vakantiegeld?

In het begin van de vorige eeuw ontstond het recht van werknemers om met doorbetaling van loon vakantie op te nemen. Pas na WO II werd daaraan ook nog een extra vakantietoeslag toegevoegd, zodat werknemers ook daadwerkelijk op vakantie konden gaan.

De besteding van het vakantiegeld is echter niet meer tot vakanties beperkt. Soms is dat een vrijwillige keuze, maar in veel gevallen is dat niet het geval. Vakantiegeld wordt vaak aangewend tot aflossing van schulden, of het besteden aan andere, noodzakelijke uitgaven die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald.

Loonbeslag en vakantiegeld

Loonbeslag en beslagvrije voet

Soms zijn de financiële problemen zodanig, dat er loonbeslag onder de werkgever van een schuldenaar is gelegd. Voor loonbeslag heeft te gelden dat rekening moet worden gehouden met de zogenaamde “beslagvrije voet”. Dat houdt in, dat alleen maar verhaal kan plaatsvinden voor zover het loon hoger is dan deze beslagvrije voet.

Voorbeeld

Stel dat iemand per maand een netto inkomen heeft van € 1.200,– en de beslagvrije voet is € 1.250,-- dan valt het netto inkomen onder de beslagvrije voet, en kan de schuldeiser zich dus niet op het loon verhalen.

Die beslagvrije voet is overigens niet beperkt tot loonbetalingen. Die geldt ook voor andere periodieke uitkeringen, zoals pensioenen, alimentatiebetalingen, verzekeringsuitkeringen, etc. Kortom: vaak gaat het om inkomsten die in verband staan met levensonderhoud. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de schuldenaar in ieder geval nog een minimaal inkomen voor levensonderhoud overhoudt.

In het hiervoor gegeven voorbeeld is er te weinig inkomen voor de aflossing van de schuld. Dan komt er in de maand mei plotseling een uitkering in verband met vakantiegeld, die nagenoeg gelijk is aan een volledig netto maandsalaris. Stel dat het vakantiegeld in dit geval € 1.200,– is. Dan is het inkomen in de maand mei € 2.400,–. Bij een beslagvrije voet van € 1.250,– zou je dus zeggen, dat er € 1.150,– onder het beslag valt, en aan de deurwaarder moet worden uitgekeerd. De schuldeiser ziet eindelijk een extra aflossing van de schuld komen – en rekent zich al rijk – en de schuldenaar ziet een extraatje aan zijn neus voorbij gaan. Maar zo werkt het niet.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft bij arrest van 31 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3068) regels gegeven over de wijze hoe ingeval van beslag moet worden omgegaan met het vakantiegeld. De beslagvrije voet moet worden berekend, alsof het vakantiegeld niet in een keer wordt uitbetaald, maar iedere maand voor 1/12 deel. In ons voorbeeld is 1/12 deel van het vakantiegeld (1.200 : 12 =) € 100,–. De schuldenaar verdient dus € 1.300,– per maand, inclusief vakantiegeld. Dat houdt dus in, dat hij eigenlijk € 50,– meer verdient dan de beslagvrije voet. Omdat hij dat niet maandelijks krijgt uitgekeerd, kan de deurwaarder pas verhaal plegen in de maand mei: van het vakantiegeld komt dan (12 * € 50,– =) € 600,– in de maand mei voor het beslag in aanmerking. Dan blijft er dus toch nog € 600,– voor onze schuldenaar over.

Wat als er pas in mei beslag wordt gelegd op het inkomen?

Een interessante vraag is overigens of de deurwaarder die € 600,– kan opeisen, als er pas kort voor de uitkering van het vakantiegeld beslag is gelegd, bijvoorbeeld in de maand mei, dus in de maand, waarin het vakantiegeld wordt uitgekeerd. In dat geval is er sinds het beslag pas één maand vakantiegeld opgebouwd. Ik denk dat de deurwaarder dan ook niet verder komt dan slechts één maand vakantiegeld. Je kunt immers bij beslag pas aanspraak maken op de periodieke uitbetaling – in dit geval het loon voor zover het boven de beslagvrije voet uitkomt – vanaf het moment waarop het beslag wordt gelegd.

In de praktijk speelt deze kwestie vooral, als het maandelijks inkomen zo rond of onder de beslagvrije voet is. Bij hogere inkomens wordt het effect van deze regel steeds minder.

it is niet iets dat alleen in het belang is van schuldenaren. Ook schuldeisers doen er goed aan zich niet bij voorbaat rijk te rekenen.